Cycle Vision 2005 Roeifietsrace
Roetsen op Cycle Vision 2005
Regen die met bakken uit de hemel gutst en Caroleen en ik zitten in de auto richting Zandvoort. We gaan weer 400 km autorijden om 150 km te kunnen fietsen…?!
Bij Delft stuiten we vrijdags rond zes uur op een file dus Caroleen krijgt toch een keer haar zin, ik ga met haar mee naar Ikea. Gelukkig is er alleen tijd om even goed pasta te laden want er moeten koolhydraten gestapeld worden voor de één-uurs en vier-uursrace die op zaterdag gereden moeten gaan worden. Een beetje heavy vind ik dat wel op één dag maar ja: de Cycle Vision organisatie kon blijkbaar niet anders. Op zondag moet het racecircuit van Zandvoort gedeeld worden met bukkers en andere prehistorische fietsers waardoor we met het roetsrondje ook jammer genoeg pas op zondag vijf uur ’s middags aan de beurt komen. Wel jammer want dit is voor vele roeifietsers te laat. Onder andere Rob Bakels, Alexander Strietzel, Beb Thijs en Caroleen Meerman moeten eerder vertrekken, dus de deelname aan het roetsrondje op zondag is vrij beperkt: een stuk of twaalf roetsers doet nog mee.
Na de best lekkere lasagne van Ikea (wel meteen twee porties bestellen anders werkt het niet) blijven de hemelsluizen volop openstaan. In de buurt van Zandvoort begin ik om me heen te kijken voor een hotelletje want op de camping in de auto slapen is niet zo’n super vooruitzicht . Wij zouden weliswaar droog slapen maar er zitten vijf roetsen in de auto waarvan er toch zeker drie buiten moeten slapen. Dat kunnen ze natuurlijk hebben maar ik moet wel weer even die boegsprieten goed droogmaken en invetten naderhand en daar heb ik weinig zin in. Ik voel al haarfijn aan dat het wel eens een slooppartij kan worden op zaterdag…
Een keer aangekomen bij camping “De Hoed van de Duinrand” stopt het regenen en loopt het eigenlijk van een leien dakje, de buitenslapende roetsen blijven droog en de storm ’s nachts die menig kampeerder naar buiten lokt om de tent opnieuw te verschrevelen deert mij in mijn zigeunerauto niet: wij worden vriendelijk in slaap geschommeld door Jan de Wind.
De vette frieten die in de lokale campingkantine nog even op de lasagne werden geladen blijven ’s nachts vrij stabiel liggen en dienen zich pas na ontbijt en koffie ’s ochtends weer aan. Het startgewicht kan gelukkig op passende wijze nog even verlaagd worden. De wijze en oude roeispreuk (toproeier Pim Laken) luidt immers: op een drol kan je niet roeien!
Voor het eerst in jaren eens een uursrace zonder dat ik de dag vooraf al drie of zes uur geraced heb. Ik weet eigenlijk ook zelf niet meer wat voor hartslag ik op mijn oude dag nog een uur vol kan houden. Ik neem mij voor om dat dit uur dan maar eens uit te proberen: gewoon goed gas geven maar mezelf net niet helemaal kapot rijden zodat ik ’s middags toch nog vier uur achter Rosemarie aan kan plakken. Rosemarie Boehler is een Zwitserse ligfietsdame die met haar staartpuntje mij al een keer of drie eerder door een wedstrijd heeft gesleept. Ze heeft een uiterst vriendelijke rijstijl, super constant en nooit tussensprintjes. Haar persoon is geloof ik even vriendelijk als haar rijstijl. Dat uur blijk ik rond de 160 toch nog wel te kunnen draaien en ik let alleen maar op die hartslag en de bochten waarbij ik slechts af en toe op de teller kijk. Het circuit van Zandvoort is wel echt leuk om op te rijden; er is ons voor de start door de wedstrijdleiding niets meegedeeld, dus ook niet of je rechts of links moet houden. Na dat eerste rondje begrijp ik waarom: je hebt de volle baanbreedte nodig om de bochten fatsoenlijk aan te snijden. Als je bochtenlijn goed is hoef je nergens te remmen en kan je haast in iedere bocht doorroeien. Wat ik mij herinner van twintig jaar terug, toen er ook een ligfietswedstrijd op het circuit was, is het uiterst ruwe asfalt waar je met de fiets nauwelijks snelheid op kon maken. Dat hebben ze dus effe veranderd, dit asfalt rolt prima, ook op die smalle fietsbandjes. Ik zie toch snelheden van meer dan 54 km op de teller van mijn THYS 240 staan als ik een stuk met rugwind net ietsjes duintje af roei richting Renault bocht. Voor die bocht moet je iets inhouden en kijken of er niet zo’n snelle ligfietskuip in je achteruitkijkbrilspiegel opduikt. Een mooi moment om je bidon te pakken en even wat hoognodig vocht naar binnen te werken zonder dat je dit extra tijd kost. Een enkele keer ga ik even in de remmen voor zo’n driewielige Quest met volle kunstofkuip . Zo’n volle kuip die de binnenbocht wil pakken, daar heb ik dus mooi geen zin in, beneden de wind en in de buitenbocht ten opzichte van zo’n driewieler, ik vertrouw ze voor geen cent; voor je het weet liggen ze plat en heb je ze op schoot.
Tot mijn verbazing heb ik er ondanks de harde wind geeneen zien gaan liggen dus die onstabiliteit lijkt erg mee te vallen. Het zijn blijkbaar ervaren rijders die weten wat hun fiets aan kan. Ik pak in de bochten wel een hoop meters op die kuipjes maar op de rechte stukken pakken ze het kwadraat daarvan weer op mij terug. Met die wetten van de aerodynamica valt niet te sollen: dat kwadraat zit er gewoon in en mijn roeifiets is gewoon niet zo aerodynamisch als een goed gebouwde low racer ligfiets en al zeker niet als deze een staartpuntje heeft, laat staan die volle kuipen. Bijna irritant zo hard ze je voorbijgaan…
Een minuutje of zo na die 54 km/h komt het onvermijdelijke heuveltje op en vijf Beaufort tegen, terug schakelen en nog weer, iedere drie slagen roeien, één slagje terugschakelen. Blij dat dat met het CVT systeem lekker makkelijk gaat. Ik zie wel af en toe snelheden onder de 20 km/h in beeld maar kijk dan maar gauw op mijn hartslag. Nee ik hark niet, ik zit netjes op of over de 160, dus dat gevoel van die mongolenwaaier is niet waar, houd ik mijzelf voor. Die hartslag bedriegt je niet, ik kom vooruit…
Deze uursrace is puur tegen de klok, de elementen en jezelf. Enig of eigenlijk al het overzicht ontbreekt omdat je omste beurt start en dus geen idee hebt waar je ligt ten opzichte van je rivalen. Je kan dit als een voordeel van eerlijke competitie zien, maar ik persoonlijk zie het eigenlijk als een nadeel: ik vind het leuk om te weten waar ik lig. Als ik Ymte of Werner of een roetser of tien voor me zie rijden dan geeft dat een overzicht voor mij en iedere ander deelnemer en het geeft de onderlinge competitie meer karakter. Het is leuker om te zien dat je gepasseerd wordt of te zien dat je iemand passeert. Voor het publiek is één massastart veel en veel leuker, je ziet precies wat er gebeurt en waar je favoriet ligt. Een uursrace duurt ook maar een uur in plaats van drie uur, heel effectief allemaal dus. Als de tijdwaarneming het maar kan handelen…
Op mijn Thys 240 haal ik tijdens het uur de nodige roetsers op de Thys 222 in en als ik nog een beetje adem heb probeer ik ze een aanmoediging toe te roepen. Ook Martijn Mateman haal ik nu redelijk gemakkelijk in, maar ik weet dat dat in de fiets zit. Die 240 is sneller dan de 222 en Martijn rijdt ook nog eens een 222 met twee kleine 20 inch wielen wat zijn roeifiets op een vrij vlak circuit als Zandvoort zeker niet sneller maakt. Het feit dat Martijn veel sneller is dan de ander 222 roeifietsers zegt dus genoeg over zijn potentieel maar dat heeft hij op Kreta ook al laten zien, Martijn is beresnel!!
Uiteindelijk doe ik het uur volgens mijn zuinig ingestelde teller met 37,7 km/uur. De 42 km/h die ik later op de uitslagen lijst zie verbaasd mij nogal maar er blijken wel meer foutjes in te zitten. Toni en Gerard draaien overuren om een en ander recht te breien. Wat een baan…
Ik zie dat op www.ligfiets.net de uitslagen nog niet staan dus ik vermeld maar even wat ik van de deelnemers heb gehoord:
- Martijn 34,5 km/h
- Beb op haar 240 iets van 33 km/h
- Edwin, Cor en Danielle iets van 31 of 32 km/h
Na de finish gauw naar de camping. Ik wil meteen macaroni eten (die staat klaar, dat was een stukje voorbereiding dat wel goed was geregeld!), maar het bed heeft zo’n aantrekkingskracht dat ik meteen even ga liggen. Hoewel ik mij tijdens de uursrit behoorlijk oververhit voelde merk ik nu dat mijn handen en voeten ijskoud zijn. Het duurt meer dan een kwartier voor alles wat is opgewarmd en ik aan de hoognodige pasta kan beginnen.
Op naar de vieruursrace na voor een tweede keer de gouden regel van Laken te hebben gerespecteerd. Getreuzel en kou lijden voor de start, wat heb ik daar een enorme hekel aan. Het blijkt dat de tijdwaarneming wat problemen heeft met het grote aantal transponders. Ik heb medelijden met Gerard en Toni die achter de coulissen de nodige stress moeten hebben.
Ik lijd op mijn eigen manier en kijk of ik Rosemarie al ergens zie tussen de meer dan honderd starters. Ik vind haar niet en besluit maar brutaal te starten als altijd: behoorlijk vooraan en dan zie ik wel wat er voorbij komt en waar ik probeer aan te plakken.
De start gaat lekker en in de eerste bocht lig ik op derde positie. Ik lach mijzelf uit en kijk eens op mijn hartslagmeter en ja hoor: 150. Kappen met die ongein hou ik mijzelf voor en ik roets heel rustig voort links en rechts zog meepikkend en zoekend naar een ligfietser met enigszins acceptabele snelheid.
Na een paar mislukte pogingen om aan te pikken komt Rosemarie voorbij vergezeld van Mike Burrows en een paar mij onbekende ligfietsers. Ik pik aan en dit kan ik net bijhouden; het is wel aan de snelle kant. In het zog kom ik slechts heel af en toe onder hartslag 130 en dankzij de stukken rugwind kan ik nu gelukkig ook eens kopwerk doen voor Rosemarie, maar ja, dan ga ik weer over de 140 dus na de eerste bocht kan ik mij meteen weer af laten zakken, als de wind dat niet al voor mij heeft gedaan. De eerste paar keer dat ik voor de wind de kop overneem sla ik meteen een gat. Verbazingwekkend dat de roeifiets zoveel meer luchtweerstand heeft. Met die wetenschap kan ik de volgende rondes ook tijdens het kopwerk onder de 140 blijven, misschien dat ik hier dan toch een tijdje bij kan blijven? Mike blijkt op zijn oude dag nog prima te kunnen fietsen. Mike, Rosemarie en ik doen het kopwerk, de twee anderen plakken alleen en Rosemarie is het beu. “Laat ze ook eens wat doen”, roept ze mij toe. Dan blijkt het erg handig dat nu de namen op de startnummers staan, dan weet je in welke taal je moet beginnen als je wilt zeggen dat ze ook gerust eens even op kop mogen rijden. Het blijken Duitsers te zijn, maar dan tamelijk aan het eind van hun latijn. Desalniettemin goedwillend want even later pakt één van hen de kop al was het niet voor lang. De ander zakt een kwartiertje later weg naar de volgende (mongolen)waaier dus we zijn met zijn vieren. Af en toe komt er een lage ligfiets zonder staartpunt bijrijden en ook dat is weer een dame. Een heel pittige, want ze trapt akelig door. Haar naam zie ik niet op het nummer, als ik achter haar hang moet ik mij volledig concentreren op haar achterhoofd en mijn boegkatrol, dat de afstand maar onder de 30 cm blijft en dat ik net niet aantik. Dat lukt maar relaxed rijen is het niet; je kan niet naar het publiek of waar dan ook naar toe kijken, als je effe niet oplet zit je ergens tegenaan of je bent het zog kwijt. Geen van beide opties trekt mij aan dus concentreren op de waaier en de wind en als het even kan voor de wind de kop weer nemen, dan heeft je concentratie even rust in tegenstelling tot je spieren, op de automatische piloot stevig doorroetsen tot de bocht en je in positie brengen om het zog weer in te duiken. Na een uur begin ik al erg moe te worden en ik voel wat verzuring in buikspieren en armen. Ik moet regelmatig stevige tussensprints rijden om ontstane gaatjes in het zog dicht te rijden.
Na anderhalf uur knapt tijdens zo’n sprint mijn armslagkabel en ik moet afhaken. Tijdens het uitrijden betrap ik mijzelf op dubbele gevoelens, ik ben ze kwijt maar ik kan even uitrusten en de blaas ledigen en dan misschien eens mijn eigen tempo gaan roetsen; dit was gewoon te hard, hartslag 140 hou ik gewoon geen vier uur vol.
Mijn Dyneema® kabel kon ik weer aan elkaar knopen; ik baal van mijzelf omdat ik wist dat ik op dat punt van de voetenslee niet alle randen van het geboorde gat heb afgebraamd. Ik heb en weet er nog geen gereedschap voor maar moet dus gewoon iets gaan maken. Dat Dyneema® is prima, maar één braampje en je hebt een probleem…
Ik stap weer op en voel mijn buikspieren. Ik heb veel te weinig getraind op de 240 en kom buikspieren tekort voor die hele liggende houding. Een lichte hongerklop dient zich aan, ik krijg met moeite hartslag 125 in beeld: erg lage snelheden, mijn armen zijn wat aan het verzuren en zelf voel ik mij ook niet zo lekker.
Ik heb een stevige dip en hoor ook nog eens een rare tik aan het einde van de slag. Eerst begrijp ik er geen jota van maar even later zie ik dat mijn armslagkabel verstrengeld is met mijn aandrijfkabel. Aan het einde van de slag geeft dit een raar draaimoment aan de voetenslee waardoor hij 1 kant op slaat. Beide kabels lopen scheef aan op hun katrol maar lopen er net niet af. Ik roets verder terwijl ik mij afvraag of dit een mooi excuus is om af te stappen. Ga ik de kabel opnieuw opleggen? Mol ik iets? Na een tijdje dubben… (tijdens het roetsen gaat er geloof ik weinig bloed naar de hersenen. Het denkvermogen tijdens duursport zit echt op een ander niveau: soms ben je ook gewoon helemaal de weg en de tijd kwijt. Tijdens Parijs- Amsterdam had ik ook van die momenten dat de begeleiders mij bidonnen aanreikten omdat ik een uur niet gedronken had, naar mijn idee was dat nog maar vijf minuten terug…) …Waar ging ik ook weer naar toe? O ja: die kabels die als parende slangen schijnbaar liefkozend bezig zijn elkaar de nek om te draaien! Als ik tijdens het schakelen geen spanning heb op de armslagkabel moet dat ding het nog een paar uur houden was mijn eindconclusie. Nog een tijdje doorgeharkd, een bidonnetje energiedrank naar binnen gewerkt, langzaam op hartslag 120 geroetst en ik kom weer een beetje bij. Gewoon uitrijden had ik mijzelf voorgenomen, wat maakt het uit welke tijd of plaats je hebt, het is een mooie training voor de Marmotte over vijf weken. Ik weet dankzij Cycle Vision ook weer even dat ik in die bergen niet boven de hartslag 135 moet rijden, in ieder geval niet voor de laatste klim op de Alpe d’Huez. Als ik dan nog puf heb, wat sterk te betwijfelen valt, dan kan ik op die Alpe d’Huez altijd nog proberen een persoonlijk rekord te zetten.
Opeens een rood puntje naast mij, daar is Mike weer. Ja hoor, met Rosemarie. Gas erop, adrenaline terug in het systeem, de hartslag staat ineens weer op 145 en ik hang achter Rosemarie. Inmiddels hebben we er een uur of twee opzitten en ik vraag mij af of ik er nu bij kan blijven. Het tempo was mij eigenlijk te hoog en ik zat net nog in een zware dip. Vaak blijkt dat er geen supermensen bestaan en ik stel vast dat ook Rosemarie en Mike een klap hebben gehad en dat het tempo behoorlijk gezakt is. Prima! In het zog zit ik op 125 en na een tijdje pak ik, best wel vrolijk, de kop weer regelmatig over en zelden boven hartslag 140.
We lopen de eerder ontsnapte of een ronde teruggevallen Française in en deze pikt ook aan onder aanmoediging van Rosemarie. Ik geloof dat ze een prima karakter heeft. Kort daarop een rare gevlekte helm, ik geloof van een Quest. De jongeman zint het blijkbaar niet dat hij wordt ingehaald door een echte veteraan als Mike Burrows (hij verklapte me naderhand 62 te zijn) en geeft gas. Mike heeft blijkbaar nog over en haakt aan. Rosemarie laat een gat vallen en hoewel we met pal wind tegen rijden begrijp ik dat het menens is dus ik pak de kop over en trek een eind naar Mike toe. Ik zit er nog drie lengtes vanaf maar voel nog geen zuigend zog, alleen mijn te snel kloppend hart en dito ademhaling. In mijn spiegel zoek ik naar de aflossing van Rosemarie en de Française, maar deze zijn erg klein in mijn toch al kleine spiegeltje.
Die Mike zijn we kwijt. Petje af voor deze dinosaurus onder de ligfietsers, hij heeft een hoop mooie fietsen gemaakt. Slaat soms de plank ook wel eens mis (met zijn on-ergonomische Speedy zitjes), maar slaat over het algemeen de spijker op zijn kop. Heeft er blijkbaar nog steeds lol in en fietst als een jonge god.
Ik roets op een stevig doch aangenaam tempo verder met de dames en al snel worden we overdonderd met gebaren vanuit de berm, drie vingers omhoog; wat is dat voor geheimtaal die die Zwitsers hebben? Ik begrijp er geen snars van maar roets verder, daar was ik tenslotte voor gekomen. Een paar rondes verder dringt het toch langzaam tot de nu bijna helemaal niet meer werkende hersenen door dat de vier uur zijn ingekort naar drie en dat ik dus nog maar een kwartiertje hoef. Heerlijk in een roes doorgereden naar de finish en gebroederlijk naast Rosemarie gefinished, zij het met een ronde minder die ergens op de uitslagenlijst verloren is gegaan want ik zou dezelfde 36 km/h gereden hebben. Daar zou toch minstens 1,3 km/h tussen moeten zitten kan ik inmiddels weer uitrekenen.
De volgende dag was meer van hetzefde maar dan toch weer anders. Er zat door die bukkers erg veel wachten in en het eindigde met het roeifietsrondje. Dit vond ik toch weer erg leuk, mede omdat Arthur ten Katen er opeens weer bij was en die kan nogal lekker doorroeien. Dus het was geen 1-2tje tussen Martijn en mij, want Arthur ben je zomaar niet kwijt. Ik zit nu net als Martijn op een THYS 222 CVT met twee kleine 20 inch wielen en Arthur op zijn best wel oude 222 met niet optimaal werkende schakeling. Arthur schakelt gewoon niet. Vanaf het begin doet Martijn duidelijk het meeste kopwerk en ik heb vooral in het klimmetje moeite om bij te blijven. Ik moet ver terugschakelen en in een hoog slagtempo klimmen, anders lopen de benen geheel vol met melkzuur voorzover daar nog meer bij kan. Dat Arthur nog zo op de macht in zwaar verzet naar boven kan begrijp ik nog, hij komt immers fris aanzetten en heeft die andere races niet meegereden. Maar ook Martijn gaat in zwaar verzet naar boven. Ik heb weinig benul van tijd want mijn hersens werken nog steeds beperkt en ik vergat mijn klokje op nul te zetten. Tegen het einde zit ik op kop en ik denk nog een ronde te moeten doen, maar laat mijn tempo al vallen zodat ik hoop nog mee te kunnen sprinten als er iemand gaat. In het klimmetje voor het rechte stuk zet Martijn akelig hard aan en ik probeer hem te volgen hetgeen net niet lukt. Het blijkt al de finish te zijn en Martijn wint verdient de roeifietsronde en ik vermoed dat dit niet de laatste keer is dat ik uitzicht op zijn achterband heb….
Derk Thijs