Bartel Lamers’ Parijs-Brest-Parijs 2007 – III

Parijs-Brest-Parijs 2007
Het verslag

Vrijdag, 16 september, inpakken. Roets in het zijspan. Alle fietsspullen mee, kleding helm, verlichting, schoenen, reparatiespullen zoals binnenbandjes, solutie, kabels etc.
Er lijkt geen einde te komen aan de zenuwtoestand die me al weken teistert.
Maar zaterdagochtend is het dan zover, eindelijk onderweg naar Parijs. De GPS aangezet en ingesteld, en gaan. De zenuwen trekken grotendeels weg nu alles echt op gang is gekomen.

De heenreis loopt voorspoedig. Geen drukte op de wegen, goed weer, motor blijft het doen.
Met dit soort evenementen heb ik altijd het latente gevoel/angst dat er iets mis zal gaan tijdens de heenreis waardoor ik te laat of helemaal niet zal aankomen.

Omdat ik toch ruim in de tijd zit ook nog een stuk binnendoor gereden, want snelweg rijden is niet het leukste dat er is. Wanneer de peage richting Parijs begint ga ik daarom van de snelweg om avondeten in te slaan, en rij nog een uurtje of wat binnendoor.
Maar dan slaan de zenuwen weer toe.
Theo Homan, onze PBP pionier v.w.b. roetsen in 2003, had het over glooiende heuvels. “Flink vaart maken naar beneden, dan kom je alweer bijna boven bij de volgende bult” Ik hoor het hem nog zeggen!!.
De heuvels in noord Frankrijk lijken helemaal niet op wat mij vertelt is. Het zijn pittige heuvels met flinke klimmen. Maar ja, we zijn er nu toch, “er is geen weg meer terug”. Misschien is het richting Bretagne wel anders.
Na een voorspoedig reis kom ik rond 15.00 uur aan op de camping in Montigny le Bretonneux. Ik heb niet gereserveerd, maar gok erop dat ik op Theo z’n reservering wel naar binnenkom als ik zeg dat ik ook in de camper slaap. Alleen, verrassing!!!! Theo heeft ook niet gereserveerd, dus zo kom ik de camping niet op.
Dan maar proberen te slijmen bij de twee franse dames die achter de balie zitten. Het grote probleem is dat ik niet zo goed ben in slijmen, en al helemaal niet in het Frans, want de dames spreken geen woord over de grens. Dus op die manier kom ik ook niet naar binnen.
Wie niet sterk is moet slim zijn, dus dan maar de camping op om te zien of ik een Nederlander zo gek krijg om op zijn naam/reservering binnen te komen. Dat lukt meteen bij de eerste de beste die ik aantref.
Job Copoolse is zo vriendelijk om even mee te gaan naar de receptie, en daarmee is mijn verblijf op de camping ook geregeld. De tent staat binnen de kortste keren, en ik kan eten gaan maken.

Over de camping kunnen we kort zijn. Die was toch wel zo goed waardeloos. Voor zo’n grote camping bij een wereldstad als Parijs had ik wel iets meer verwacht.
Dat het in de nacht van zaterdag op zondag begint te regenen maakt het er allemaal niet beter op. Alles wordt een grote draspoel. Maar dat gebeurt met dit soort weer op elke camping. Dus verder maar niet zeuren.

Zondag is de dag van de technische keuring en inschrijving in het stade de Gymnase. Uiterlijk 17.30 uur moet ik er zijn, dus eerst de roets maar in orde maken.
Terwijl ik daarmee bezig ben komt de groep van Job terug van een verkenning van de startplaats. De technische keuring gaat niet door vanwege het slechte weer (regelmatig een bui of miezerregen). Gelukkig hoeven deze weicheier/warmduschers van keurders PBP niet te rijden, want dan zou er niemand starten, en zeker niet aankomen, denk ik.
De roets wordt zonder problemen verder klaar gemaakt en gecontroleerd. So far, so good.
’s Middags op de roets naar de start om de inschrijving te regelen, wat ook al van een leien dakje ging. Wel een hoop drukte in en om het Gymnase, maar alles was wel overzichtelijk. Nog even rondgelopen en rondgekeken, maar op heel veel racefietsen na was er niet veel bijzonders te zien, op een paar leuke ligfietsen na, en een triplettandem (voor drie personen,of hoe noem je zoiets).
Wat heel veel belangstelling kreeg, was natuurlijk de roets. Die was strategisch neergezet, zodat je er bijna niet overheen kon kijken. Het was erg vermakelijk om er als “toeschouwer” bij te staan hoe andere mensen zich over de roets verbazen en alles willen betasten, net alsof ze dan te weten komen hoe alles werkt.
Een paar maal in mijn beste Frans geprobeerd uit te leggen hoe de roets werkt, maar dat lukte niet altijd even goed (tenminste, aan de gezichten te zien).
Na de inschrijving terug naar de camping om lekker wat rond te gaan hangen bij de tent.
In de loop van de middag kwamen ook Derk Thijs en zijn verzorger Alexander Strietzel aan, en bleek ook dat Theo Homan en Richard Bruin met hun verzorgingsteam aangekomen waren.

Maandag, de dag voor de start, is een dag om zoveel mogelijk rust te pakken en te eten. Dus veel spannends valt er maandag niet te beleven.
Tot het moment dat ik mijn roets ga wegbrengen naar de start.
Omdat ik geen begeleiding heb, zal ik eerst mijn roets naar de start brengen, dan teruglopen, en weer met de motor naar de start rijden, zodat ik na de finish eventueel in het zijspan wat kan slapen.
Als ik mijn roets bij het Gymnase zet nog een laatste controle, en draai daarbij aan het voorwiel om te kijken of mijn licht gaat branden.
Merde!!! Het voorlicht brandt wel, maar mijn achterlicht niet.
Na wat zoeken en testen met een reservelampje tot de conclusie gekomen dat er iets met de bekabeling aan de hand moet zijn. Daarom weer vlug terug naar de camping. Daar aangekomen een stuk bekabeling op (berekend) goed geluk er tussenuit geknipt, en de eindjes weer letterlijk aan elkaar geknoopt. En zie daar, een wonderlijke kabelbreuk op een stuk waar je het niet zou verwachten is opgeheven. Vlug weer naar de start en rap weer teruglopen, de tijd begint ondertussen te dringen.
Bij de tent nog een laatste pastamaaltijd, bereidt door Alexander, naar binnengewerkt en voor de tweede en laatste keer naar de start, maar nu met de motor. De motor op een betaald parkeren plek achtergelaten, want de toegezegde parkeergarage (waarvoor ik een vrijkaartje heb gekregen) is niet te vinden. Bij terugkomst zien we wel of er een parkeerbon aanhangt.
Ondertussen weer een hoop tijd verloren. De zenuwen die alweer een tijdje tot rust waren gekomen gieren weer volop door mijn lijf.
Uiteindelijk kom ik toch nog op tijd bij de start. Als “velo-speciale” heb ik voorrang op alle wachtenden voor me en kan ik zodoende vlot doorlopen naar het startvak waar bijna alle “velo’s-speciale” al klaar staan.

Over de tocht zelf valt niet zoveel te zeggen :-)
Heel in het kort komt het er op neer dat ik maandag ’s avonds om 21.00 uur vertrokken ben vanuit Parijs, en vrijdag ochtend om 11.00 weer bij de finish aangekomen ben. Bij de start in Parijs was het nog droog, maar meteen na het startschot met een vuurpijl begon het al iets te spetteren. Bij de finish was het weer redelijk goed, en in ieder geval droog.
Daartussen in was het weer niet al te best, steeds maar buien waardoor je steeds weer natregende nadat je net weer was opgedroogd. Dus dat was iets wat de rit extra zwaar maakte.
De route was zwaarder dan ze mij hadden proberen wijs te maken in de aanloop naar PBP. Mij was steeds verteld dat de heuvels daar niet meer voorstelde dan het steeds maar weer oprijden van een brug: een paar honderd meter aanloop tegen een heuveltje op, in de afdaling gangmaken om zodoende het grootste deel van de volgende heuvel makkelijk op te komen. Maar de praktijk was toch echt wel dat er heel veel erg lange klimmen waren. Niet zoals je aantreft in echte bergen, maar steil genoeg om toch (te) langzaam tegen zo’n heuvel op te moeten klimmen.
Verder hadden we er op de heenweg wind tegen, en volgens mij op de terugweg geen wind mee (of speelde daar vermoeidheid toen misschien ook al een rol?).
Het rijden ging op zich erg goed. Ik was rustig van start gegaan in een tempo dat ik uiteindelijk heel erg lang vol kon blijven houden. Mijn gemiddelde lag op ca. 20km/uur, exclusief de rustpauzes tijdens de controles.Vooraf had ik gehoopt om 20 km/uur te rijden inclusief rustpauzes en eventueel de slaapuren, maar dat bleek niet haalbaar te zijn i.v.m. met het heuvelachtige terrein en het slechte weer.
Ongeveer elke 80 km was er een controlepost waar gestempeld moest worden, en waar je nieuw eten en drinken kon inslaan. Ook kon er bij de controleposten geslapen worden.
De tweede nacht (van dinsdag op woensdag) heb ik op 160 km voor Brest vier uur op een stretcher geslapen. Voor die vier uur slaap moest ik wel eerst een half uur in de rij staan, dus weer een half uur kwijt. Maar na een aantal uren over kleine, en smalle, bochtige wegen te hebben gereden, met stromende regen waardoor ik regelmatig niets of nauwelijks meer iets kon zien, was slapen toch een veilige en aangename optie.
Na die vier uur slaap ’s ochtends vroeg in het donker weer “fris en fruitig” verder gegaan.
Een heel eind voor en voorbij Brest was het weer eindelijk goed te noemen. Een aangename temperatuur om te roetsen, en “Hollandse luchten” en eindelijk eens geen regen, maar een lekker zonnetje.
Voor Brest nog wel even Roc de Trevezel moeten “beklimmen”, maar die bleek uiteindelijk niet zo zwaar te zijn als ik gedacht had. Uit de verschillende verhalen die ik onderweg te horen kreeg had ik begrepen dat die klim een kuitenbreker moest zijn. Maar zowel op de heen als de terugweg heb ik met die pukkel geen moeite gehad. Waarschijnlijk kwam dat ook deels door het feit dat Roc de Trevezel met zon beklommen en afgedaald kon worden.

Van de zon hebben we niet lang kunnen genieten want al gauw begon het weer te regenen en vooral ’s nachts is dat geen pretje als je met een bril op rijdt. Daarom in een dorp een keer even afgestapt en m’n contactlenzen weer in gedaan, wat nog een heel gedoe is, ’s nachts in de regen. Vervolgens weer op weg, en al snel kom je dan een dorp door waar ze een tent gebouwd hadden waar je wat kon eten (o.a. frites) en uitrusten/slapen, en dus ook makkelijk contactlenzen had kunnen wisselen!
Hier toch maar even snel een patatje gegeten, en weer verder, want Parijs roept.
Helaas riep Klaas Vaak wat harder want later die nacht moest ik toch echt afstappen omdat de ogen steeds moeilijker open te houden waren. Maar waar ga je slapen in de regen?
Op zoek naar een portiek met een deurmat dus. Dat was, bleek na twee uur, een uitgelezen manier om niet te lang te slapen, want je wordt vanzelf wakker van de kou en een stenen reet van de harde ondergrond. Maar twee uurtjes slaap in dat soort omstandigheden doen toch een klein wonder, want je knapt verbazingwekkend goed op van zo’n “power nap”. Donderdag ’s morgens begon ik wat gevoelige hielen te krijgen. Eerst dacht ik dat het alleen wat irritatie van de schoen was maar een paar uur later begon toch het vermoeden te komen dat het mijn achillespezen wel eens konden zijn die begonnen op te spelen. Daarom maar een verhoging in mijn schoenen gemaakt van een poetsdoek, zodat mijn hielen wat hoger in de schoen stonden, en de pezen wat ontlast zouden worden.
Voor de ene hiel hielp dit goed. De andere hiel werd steeds gevoeliger, maar toch kon ik nog goed doorrijden, zonder al te veel hinder te hebben van de hiel, hoewel ik mijn hiel elk uur meer ging voelen.

Op een gegeven moment brak mijn koppelingskabel op een zeer ongelukkig punt, waardoor ik in de regen, en in een smalle berm de kabel moest vervangen. En wanneer je dan in zo’n stress situatie zit zul je altijd zien dat je de kabel niet goed genoeg gesteld krijgt omdat je dan voor het betere afstelwerk eigenlijk een tang nodig hebt om een van de (gerafelde) kabels strak te trekken. Uiteindelijk de kabels zo goed als mogelijk op elkaar afgesteld, en met beleid schakelend doorgereden naar Villain la Jahule.
Voor Villain la Jahule was ik weer lekker drooggereden, maar vlak voor ik het stadje in reed toch nog weer een buitje meegepikt, zodat ik lekker nat kon gaan afstempelen.

Hier moest ik ook nog eens in de stromende regen een koppelingskabel goed afstellen.
De organisatie had gelukkig op elke controlepost ook voor fietsenmakers gezorgd, zodat ik bij een van hen een tang kon lenen. Eerst wilde de goede man alles zelf afstellen, maar ik heb hem fijntjes op z’n Amsterdams verteld dat hij daar toch echt geen verstand van had, hetgeen hij mij toch niet helemaal in dank afnam, hoewel hij er volgens mij niets van kon verstaan.

Ondanks het oponthoud en het slechte weer was ik nog vol goede moed dat PBP tot een goed einde gebracht kon worden. Om ca. 21.00 uur klokte ik af, en ergens tussen 22.00 uur en 22.30 uur was ik weer op weg. In de tussentijd had ik wel wat gegeten (smaakloze pasta met een supergaar kippenpootje) en de problemen met mijn koppelingskabel overwonnen.
Echter, na een uur rijden in het donker en turen naar richtingaanwijzers die op dit traject erg zuinig en vaak onduidelijk waren geplaatst, kwam ik steeds moeizamer de berg op, kreeg ik steeds meer last van mijn achillespees en zat ik dicht tegen hallucineren aan (of misschien was ik daar al echt mee bezig). Niet zo gek natuurlijk, na 3 nachten roetsen, en maar 6 uur in totaal geslapen te hebben.

In de voorgaande nachten had ik ook al moeite met goed zien in het donker, want vooral de fietsers voor je met hun achterlichten en reflecterende hesjes zorgde voor een ware kermisverlichting, wat mijn ogen en hersenen niet echt op prijs stelden. Wanneer je nog niet zo vermoeid bent (bijv in de eerste nacht en ook wel de tweede nacht) kun je dat nare gevoel nog wel wegdrukken, de derde nacht kom je erover heen met twee uurtjes slaap, maar nu begon het echt te irriteren.
Ik begon allerlei rare dingen te zien. Door mijn eigen verlichting en van degene achter mij liepen allerlei schaduwen en silhouetten in elkaar over en vormden figuren waarvan ik wist dat ze toch echt niet konden bestaan op de plekken waar ik ze zag.
Overstekende kangoeroe’s, kabouters e.d. heb ik niet gezien, maar toch wel allerlei andere vreemde dingen, want ik heb onder andere een groot viaduct in de lucht gezien, maar ook een vliegdekschip in de bergen. Ook over de laatste 225 km kan ik kort zijn.
Helaas ging mijn achillespees ondertussen echt pijn doen als ik weer aan moest zetten voor de volgende helling. Vanwege die pijn en de stijgende wegen ging het tempo omlaag.
Door de pijn, de hallucinaties, vermoeidheid die toeslaat, het lagere tempo en daardoor slingergedrag, wat voor levensgevaarlijke situaties leidde met langsrazende vrachtwagens, begon ik over stoppen na te denken.
Nadat ik een paar keer in de berm gestopt was om vrachtwagens te laten passeren vond ik het wel genoeg. Hoewel het “nog maar” ca. 225 km naar Parijs was, vond ik het te gevaarlijk worden om nog door te gaan.
In de nacht van donderdag op vrijdag ben ik daarom uiteindelijk om 1.30 uur afgestapt bij een café 10 kilometer voor Mamere. Dit café bleef speciaal voor de deelnemers aan PBP de hele nacht open.

Na eerst twee biertjes gedronken en daarna twee uurtjes slaap op een stuk schuimrubber, dat speciaal voor de fietsers was klaargelegd, ben ik om 4.00 opgestaan en op de roets gestapt om naar Alecon te roetsen, waar een station was waarvandaan ik naar Parijs kon komen.
Om 6.00 uur was ik eindelijk (20 km in twee uur, door stikdonkere bossen, zonder wegaanduiding) aangekomen in Alecon. Een enkeltje Parijs was zo gekocht. De roets mocht gratis mee, “pas de problème!
Om 7.00 uur ging de eerste trein naar Parijs. Tot de overstap in Surdon moest ik wakker blijven, maar vanaf Surdon tot Parijs heb ik in coma gelegen. Om 9.00 kwam de trein in Parijs aan, waar ik pas wakker werd toen de laatste paar passagiers uit de trein stapte.
Vanaf station Parijs-Montmartre was het met de metro ook nog eens 3 kwartier reizen naar de finish van PBP in St Quentin-en-Yvelines.
Na aankomst in St Quentin eerst mijn roets weer in het zijspan gepakt (geen parkeerbon gezien), en daarna in normale kleren naar de finish gelopen om te kijken naar de fietsers die Parijs wel gehaald hadden (op de fiets dan).
Dit heb ik maar een halfuurtje volgehouden, want ik werd er zwaar droevig van. Waarom zij wel en ik niet??

Ik ben toen maar op de motor gestapt en ben op zoek gegaan naar troost in de vorm van een fles Calvados. Ik had mezelf een hele kist beloofd als ik Parijs al roetsend zou halen, maar vond dat ik na 1020 km toch één fles wel verdiend had.
Ik had nog 4 dagen om bij te komen en ging daarom rustig aan rijdend in de richting waar ik vandaan kwam, nl. richting kust om dan via Normandië (waar de calvados vandaan komt) naar huis te reizen.
Toen ik de weg uit Parijs zocht kwam ik bij toeval op de terugroute van PBP terecht, en besloot om die route tegengesteld te blijven volgen, om de laatste fietsers te kunnen zien.
En toen was ik dus ineens niet meer zo droevig, want wat ik de laatste 80 km voor ellende heb voorbij zien rijden√�√�, mensen scheef op hun fiets met verbeten gezichten van de pijn, met een schuimrubber halskraag om de nek omdat ze het hoofd niet meer hoog konden houden, ingeteerde gezichten, uitgeholde ogen die eigenlijk niets meer konden zien, mensen die eigenlijk niet meer verder konden maar toch de finish wilden halen ook al zouden ze uren te laat aankomen en meer van dat soort ellende.
Ik ben achteraf blij dat me dat soort ellende bespaard is gebleven, want ik kan me niet indenken dat ik mezelf dat zou willen aandoen.

Nadat ik de laatste rijder gezien had ben ik verder gereden richting Normandië. Maar niet voor lang, want PBP sloeg weer toe. Ik merkte dat de vermoeidheid nu echt toe ging slaan (bochtenwerk werd steeds slechter, stoeprandjes en bermen kregen steeds vaker een bezoek van het zijspanwiel. Ik besloot dus om eventjes de ogen dicht te doen voordat ik de dichtstbijzijnde camping zou gaan zoeken. Maar een gepland dutje van een half uur werd een diepe comaslaap van 3,5 uur ergens in de berm van de weg. Daarna de eerste de beste camping opgezocht want rijden ging erg slecht omdat alle fut uit mijn lijf weg was.
De dagen daarna ben ik met veel pauzes en veel slapen onderweg heelhuids thuis gekomen.

Eenmaal thuis aangekomen ben ik naar de fysiotherapeut gegaan om mijn achillespees te laten bekijken. De conclusie was dat door overbelasting en kou er een scheurtje in de pees was ontstaan. Geschatte genezing ca. 6 weken, en nog heel lang daarna een vaag gevoel als teken dat er iets niet goed is geweest met de pees.
De tweede week na thuiskomst was ik al therapeutisch (d.w.z. heel voorzichtig en niet te ver) weer aan het roetsen. Maar gelukkig, na vijf weken, heb ik al bijna geen pijn meer, en ben ik de kracht en afstanden al weer aan het opvoeren.
Ook ben ik al weer serieus aan het bedenken hoe ik die kist calvados toch nog mag gaan kopen. Dat houdt in dat ik vier jaar de tijd heb om me nog beter voor te bereiden op mijn 2e PBP, want die komt er, bij leven en welzijn, wind en weder dienende, echt weer aan.

G roets, Bartel

[fb_button]